Overzicht januari 2023

belasting tarieven 2023

In dit blog bespreken we een aantal belangrijke zaken. Je kan hier informatie vinden over: de tarieven en heffingskortingen in 2023, de overbruggings wet, de wet excessief lenen bij eigen vennootschap, strand is geen sportaccommodatie en nog veel meer. Lees snel verder.

Tarieven en heffingskortingen 2023

Hieronder vind je in de tabel de tarieven in box 1 van de inkomstenbelasting. Daarnaast zie je hier ook wat de tarieven voor de loonbelasting zijn in 2023. Let op: ben jij geboren voor 1 januari 1946 dan geldt voor jou een hogere grens van schijf 1a, namelijk € 38.703.

Tariefschijf Inkomen op jaarbasis Belasting en premies volksverzekeringen, jonger dan AOW-leeftijd Belasting en premies volksverzekeringen, AOW-leeftijd en ouder
1a € 0 tot en met € 37.149 36,93% 19,03%
1b € 37.149 tot en met € 73.031 36,93% 36,93%
2 € 73.031 of meer 49,5% 49,5%

Het tarief in de eerste schijf bevat een premiecomponent. Tot de pensioengerechtigde leeftijd bestaat deze uit 17,9% AOW (Algemene ouderdomswet), 0,1% Anw (Algemene nabestaandenwet) en 9,65% Wlz (Wet langdurige zorg). Bij het bereiken van de AOW-leeftijd is er geen AOW-premie meer. In 2023 zal de AOW-leeftijd 66 jaar en tien maanden zijn.

belasting tarieven 2023

Heffingskortingen

De algemene heffingskorting is vastgesteld op maximaal 3.070 euro en neemt af naarmate het totale inkomen (van box 1, 2 en 3) boven de 22.660 euro komt. De daling bedraagt 6,095% voor elke euro die boven die drempel wordt verdiend. Voor mensen die de AOW-leeftijd hebben bereikt, is de maximale heffingskorting € 1.583 met een vermindering van 3,141%. Zodra het inkomen €73.031 bereikt is de algemene heffingskorting niet meer van toepassing.

De maximale arbeidskorting voor mensen onder de AOW-leeftijd is € 5.052, en € 2.604 voor degenen die de AOW-leeftijd hebben bereikt. De arbeidskorting wordt afgebouwd tot nihil vanaf een arbeidsinkomen van € 37.691. De afbouw zal 6,51% zijn van het arbeidsinkomen boven € 37.691. Voor AOW-gerechtigden bedraagt de afbouw 3,355%. De arbeidskorting is nihil bij een inkomen vanaf € 115.295.

De inkomensafhankelijke combinatiekorting kent geen basisbedrag, de korting start bij een arbeidsinkomen inkomen van € 5.547, en stijgt vervolgens met 11,45% van elk inkomen boven dat bedrag, tot een maximum van € 2.694 voor inkomens van € 29.075 of meer.

De jonggehandicaptenkorting bedraagt € 820.

De ouderenkorting geldt alleen voor AOW-gerechtigden. De ouderenkorting bedraagt € 1.835 tot een inkomen van € 40.888. Boven dit inkomen daalt de ouderenkorting met 15% van het meerdere tot nihil bij een inkomen van € 53.122. Daarnaast heb je ook de alleenstaande-ouderenkorting en die bedraagt € 478.

Overbruggingswet box 3

De Box 3 Overbruggingswet is op 1 januari 2023 in werking getreden. Het doel van deze wet is ervoor te zorgen dat de uitkeringen uit sparen en beleggen worden berekend in overeenstemming met het Box 3 arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021. Door de invoering van deze wet wordt meer duidelijkheid en eerlijkheid gebracht in de manier waarop deze uitkeringen worden berekend.

Volgens deze wet wordt het voordeel van sparen en beleggen bepaald door de activa in box 3 te verdelen in drie categorieën: banktegoeden, andere activa en schulden. Banktegoeden krijgen een rendement van 0,01%, terwijl andere activa 5,69% opleveren, en schulden een negatief rendement van 2,46%. Deze rendementen worden jaarlijks bijgewerkt en de exacte rendementen voor 2023 moeten nog worden vastgesteld. 

Wet excessief lenen bij eigen vennootschap

Vanaf 1 januari 2023 is de Wet excessief lenen van eigen bedrijf in werking getreden. Volgens deze wet wordt elke financiële verplichting van een persoon die een groot belang heeft in een vennootschap aan zijn respectieve onderneming door de wetgeving beschouwd als een gebruikelijk voordeel uit het groot belang en dus belast volgens box 2 van de wet op de inkomstenbelasting. Het maximumbedrag van dergelijke verplichtingen dat krachtens deze wet kan worden belast, wordt verhoogd met eerder belaste bedragen die voor beide partners samen meer dan 700.000 euro bedragen.

Aan het eind van een kalenderjaar moeten alle schulden worden berekend aan de hand van de nominale waarde. Schulden die in onderpand zijn gegeven aan de onderneming zijn hiervan uitgesloten berekening als de vennootschap een pandrecht op die activa heeft. In gevallen waarin verbonden personen geld verschuldigd zijn aan de vennootschap en dat bedrag hoger is dan 700.000 euro, is bovendien de houder van het meerderheidsbelang verantwoordelijk voor deze aansprakelijkheid. Onder verbonden personen worden personen verstaan die door bloed of huwelijk in rechte lijn nauw met elkaar verbonden zijn.

Wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen door de Tweede Kamer

De Tweede Kamer heeft ingestemd met een nieuw wetsvoorstel Toekomst Pensioen. Deze wetgeving is gebaseerd op het pensioenakkoord uit 2019 en richt zich op pensioenregelingen voor zowel werknemers als zelfstandigen. Voortaan is pensioenopbouw mogelijk via een individuele premieregeling waarmee deelnemers een persoonlijk pensioenkapitaal kunnen opbouwen. Bestaande pensioencontracten moeten nu worden omgezet naar het nieuwe systeem, met bijbehorende wijzigingen in de relevante belastingwetgeving.

Het Huis stemde over een aantal amendementen voordat het wetsvoorstel werd aangenomen. Deze amendementen betreffen: het instellen van een tussentijdse waardeoverdracht, het verlagen van de startleeftijd naar 18 jaar, het afschaffen van de wachttijd, het handhaven van het uniform pensioenoverzicht (UPO), het instellen van een permanente geschilleninstantie, het toestaan van beleggingsvrijheid en daarmee samenhangende zorgverplichtingen binnen de premieovereenkomst, voortzetting van de dekking van het nabestaandenpensioen, en vaststelling van een minimum termijn van 15 jaar voor vrijwillige voortzetting.  

De Kamer heeft amendementen op het wetsvoorstel ingediend en de regering heeft naar aanleiding daarvan een aantal wijzigingen aangebracht. Daarnaast zijn fouten gecorrigeerd. Een belangrijke wijziging is de vervanging van “vermogen” door “kapitaal” op meerdere plaatsen. Het woord vermogen wordt gebruikt voor het recht in de flexibele bijdrage-overeenkomst en was al op andere plaatsen in het document vervangen bij de vierde nota van wijzigingen.

Strand is geen sportaccommodatie

De Europese BTW-richtlijn staat toe een verlaagd tarief van omzetbelasting toe te passen bij het verlenen van toegang tot sportaccommodaties. Dit is gebaseerd op de bepaling die “het verlenen van het recht op het gebruik van een sportaccommodatie” definieert als een uitzondering op de algemene regel van belastingheffing voor leveringen en diensten. Dergelijke uitzonderingen moeten echter strikt worden uitgelegd.

In een arrest over deze bepaling oordeelde het Hof van Justitie van de EU dat zij van toepassing moest zijn op het gebruik van ruimten die bestemd zijn voor sportactiviteiten of lichamelijke opvoeding, en het gebruik ervan met het oog op dergelijke doelen. Het Hof Amsterdam concludeerde vervolgens dat het gunsttarief niet geldt voor het verlenen van toegang tot een terrein dat niet is bestemd voor sportieve activiteiten, zelfs wanneer zij worden gebruikt voor sport of lichamelijke opvoeding.

Volgens de uitspraak van het hof kan een ruimte in een strandpaviljoen niet als sportvoorziening worden aangemerkt, omdat die niet bedoeld is voor sportbeoefening – dit verandert niet ongeacht het gebruik voor sportactiviteiten.

De rechtbank bepaalde dat het verlaagde tarief niet geldt voor sportactiviteiten die een ondernemer op een openbaar strand organiseert. De hoofdactiviteiten van de ondernemer betreffen het bieden van mogelijkheden tot blowkarten en powerkiten. Dit deel van het strand was door de gemeente aangewezen en wordt gedeeld met andere particulieren, dus niet exclusief ter beschikking gesteld aan de ondernemer.

Hoewel het strand kan worden aangemerkt als een sportfaciliteit, heeft de ondernemer geen exclusief recht op het gebruik ervan. Daarom kan hij deze voorziening niet aan zijn klanten ter beschikking stellen. Vandaar dat het verlaagde tarief niet van toepassing is. Het hof bepaalde ook dat een container die bij een surfschool op het strand staat niet meetelt als sportvoorziening.

belasting op sport

Willekeurige afschrijving bedrijfsmiddelen 2023

De regeling voor willekeurige afschrijving is tijdelijk verlengd voor bepaalde nieuwe bedrijfsmiddelen. Deze verlenging geldt zowel voor de vennootschapsbelasting als voor de inkomstenbelasting. Tot 50% van de aanschaf- of voortbrengingskosten kan in 2023 met deze regeling willekeurig worden afgeschreven.

De bedrijfsmiddelen moeten vóór 1 januari 2026 in gebruik worden genomen en de regeling geldt alleen als de aankoopverplichting is aangegaan in 2023 of de productiekosten zijn gemaakt in 2023. Willekeurige afschrijving kan maar één keer worden toegepast en de boekwaarde die overblijft moet in de volgende jaren regelmatig worden afgeschreven.

De volgende bedrijfsmiddelen zijn uitgezonderd van de regeling willekeurige afschrijving: Gebouwen, schepen, vliegtuigen, bromfietsen en motorrijwielen, personenauto’s, die niet zijn bestemd voor het beroepsvervoer over de weg, tenzij uit het kentekenregister blijkt dat de CO2-uitstoot 0 g/km bedraagt. Immateriële activa en dieren.

Voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen en paden. Bedrijfsmiddelen, die zijn bestemd om ter beschikking te worden gesteld aan derden. N.B. Deze uitzondering geldt niet voor bedrijfsmiddelen, die zijn bestemd om voor korte duur te worden verhuurd aan opeenvolgende huurders en bedrijfsmiddelen, waarop willekeurig wordt afgeschreven, bijvoorbeeld met toepassing van de VAMIL.

Opgave van aan derden uitbetaalde bedragen

De Belastingdienst heeft de manier waarop gegevens over betalingen aan derden worden gemeld gewijzigd. Dit geldt voor betalingen voor werk of diensten van mensen die geen werknemer of ondernemer zijn van de betaler. Of op deze betalingen belasting moet worden ingehouden hangt af van de vraag of de betaler een loonbelasting-nummer heeft.

Bij aangifte, inhoudingsplicht belastingplichtigen moeten hun persoonlijke gegevens zoals naam, adres, geboortedatum en Nederlands Burgerservicenummer (BSN) opgeven, evenals de uitgekeerde bedragen. Niet-belastingplichtigen hoeven geen BSN te verstrekken. 

Alle gegevens over de betalingen van 2022 moeten voor 1 februari 2023 aan de Belastingdienst worden doorgegeven. Dat kan via het webportaal van de Belastingdienst of via Digipoort. Het webportaal biedt drie mogelijkheden om te rapporteren: een webformulier, het sjabloon Betaalde bedragen aan derden (een spreadsheet) of software van derden. Het melden via Digipoort moet gebeuren met de juiste software.

Schending Unierechtelijk verdedigingsbeginsel leidt tot vernietiging naheffing bpm

In een zaak over een naheffingsaanslag bpm heeft Hof Den Bosch bepaald dat de inspecteur het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel had geschonden. Dit beginsel geeft mensen het recht te worden gehoord voordat een beslissing wordt genomen; in dit geval werden echter geen feiten of omstandigheden aangevoerd die dit rechtvaardigen. Het hof concludeerde dat zelfs als de onregelmatige het niet had plaatsgevonden, zou de naheffingsaanslag alsnog zijn opgelegd.

De Hoge Raad vernietigde deze uitspraak in cassatie. Het stelde dat de inspecteur de belanghebbende voorafgaand aan het opleggen van de naheffingsaanslag in de gelegenheid had moeten stellen feiten, omstandigheden en argumenten op een hoorzitting naar voren te brengen – iets wat niet is gebeurd. Daarom kan het kon niet worden vastgesteld of dit tot een andere uitkomst zou hebben geleid, en de inspecteur moest dit risico dragen.